Apparaat
In het tabblad Apparaat kunt u transactieapparaten toevoegen, bewerken, uitschakelen en verwijderen. Stel het verbindingstype van het Transactions-apparaat in, definieer filtervoorwaarden voor transactie-informatie, koppel camera's en selecteer de stijl voor de schermweergave.
Apparaat toevoegen
Een apparaat toevoegen:
- Klik op Toevoegen. Het venster Transactieapparaatwizard toevoegen verschijnt.
- Voer een naam in het veld Naam om dit apparaat te identificeren.
- Selecteer een transactiebron in de vervolgkeuzelijst Transactiebron:
- POS: deze optie is enkel bedoeld om het apparaat te identificeren en heeft geen impact op de effectieve bediening.
- Software van derden: deze optie is enkel bedoeld om het apparaat te identificeren en heeft geen impact op de effectieve bediening.
- Selecteer een van de volgende verbindingstypes in de vervolgkeuzelijst Verbindingstype:
- TCP: voer de netwerkinformatie van de bron in de velden IP-adres en Poort in.
- Seriële poort: vergewis u ervan dat alle instellingen overeenkomen met de verbindingsbron.
- Surveillance Station WebAPI: voer het IP-adres en de poort in om de verbindingsstatus te controleren. Dit zijn geen verplichte velden, maar onjuiste instellingen kunnen onderbreking van de verbinding en andere problemen veroorzaken. Voor meer informatie raadpleeg het hoofdstuk Surveillance Station WebAPI.
- Klik op Volgendeom door te gaan met de instelling van gegevensdefinitie. Selecteert u Surveillance Station WebAPI als verbindingstype, dan wordt u doorverwezen naar de weergave-instellingen.
- Selecteer de correcte coderingsmethode, klik op Verzamelen van onbewerkte gegevens starten en voer de gegevens aan apparaatzijde in. De ontvangen gegevens worden weergegeven in het veld Onbewerkte gegevens.
- Stel de regels in voor het starten en stoppen van de transactie.
- U kunt een filterregel toevoegen door in de rechterbovenhoek op de knop te klikken. U kunt tekens negeren en tekens vervangen door regeleinde of andere tekens.
- De resultaten van gefilterde gegevens worden rechtstreeks weergegeven in het veld Gefilterde gegevens. De desbtreffende gegevens worden gemarkeerd in de Originele gegevens.
- Klik op Volgende om door te gaan met weergave-instellingen.
- Selecteer of u wel of niet een gekoppelde camera voor dit apparaat wilt instellen bij Gekoppelde camera.
- In Schermweergave kunnen de transactiegegevens worden ingesteld voor weergave in liveweergave en videofragmenten.
- Klik op Voltooien om de instelling te voltooien.
Beperkingen:
- De apparaatnaam is hoofdlettergevoelig. 1 tot 32 Unicode-tekens zijn toegestaan, behalve de volgende symbolen:
! " # $ % & ' ( ) * + , / : ; < = > ? @ [ ] \ ^ ` { } | ~ - Staat de door u gebruikte codering niet in de coderingslijst, dan moet u hem handmatig invoeren.
- Gebruik "<" en ">" om tekens te omgeven wanneer u tekens wilt filteren.
- Als de coderingsmethode of filtervoorwaarde verkeerd is ingesteld, zal de transactie niet worden opgenomen. Op de pagina Gegevensdefinitie zullen de gegevens die correct gefilterd kunnen worden, in Gefilterde gegevens worden getoond en vet worden gemarkeerd in Onbewerkte gegevens.
- Wanneer u een gekoppelde camera instelt, ziet u de camera en transactiegegevens in liveweergave en relevante opnamefragmenten.
Apparaat bewerken
Een apparaat bewerken:
- Selecteer het apparaat die u wilt wijzigen en klik op Bewerken. U kunt ook dubbelklikken op het apparaat om de instellingen te wijzigen.
- Stel gebruiker gedefinieerde gebeurtenissen op de pagina Geavanceerd in. Dit kan in Actieregel, Liveweergavewaarschuwingen en Melding worden gebruikt.
- Teksten die overeenstemmen met Start van de transactie, Einde van de transactie of Geannuleerde transactie kunnen ingesteld worden voor weglating op de pagina Geavanceerd. Weggelaten tekst zal niet worden opgeslagen in historische records en zal niet worden getoond op het scherm.
- Geef een duur op voor het wissen van de schermoverlay op de pagina Geavanceerd. Stel de duur (in seconden) in voor teksten die op het scherm moeten blijven staan wanneer er geen berichten worden gegenereerd. U kunt er ook voor kiezen om teksten op de schermweergave te wissen na ontvangst van specifieke teksten of zodra er een nieuwe transactie begint.
- Klik op Voltooien om de wijzigingen op te slaan.
Apparaat inschakelen of uitschakelen
Een nieuw apparaat moet u eerst inschakelen vooraleer u de ondersteunde acties kunt beheren.
Een apparaat in- of uitschakelen:
- Selecteer het apparaat dat u wilt in- of uitschakelen en klik op Inschakelen of Uitschakelen in het vervolgkeuzemenu Inschakelen.
Opmerking:
- door het apparaat uit te schakelen worden de apparaatinstellingen niet verwijderd.
Apparaat verwijderen
- Selecteer het apparaat dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
- U krijgt een bevestigingsvenster. Wilt u de transacties van het apparaat behouden, klik dan op Ja om door te gaan.
Opmerking:
- bij verwijdering van een apparaat en verwijdering van alle transacties worden ook alle vergrendelde transacties definitief verwijderd van het Surveillance Station.
Surveillance Station Web API
Surveillance Station Web API biedt een handige manier om uw apparaat te verbinden, Web API-aanvragen in een formaat te verzenden dat overeenkomt met de specificatie en uw transactiegegevens op te nemen.
Standaard formaat voor verzending van Web API-aanvragen:
- API: SYNO.SurveillanceStation.Transactions biedt de volgende vijf methodes (Insert, Begin, Complete, Cancel en AppendData) om transactie-informatie op te nemen:
- dsName: stringtype; optioneel; de naam van de CMS-opnameserver waarop het transactieapparaat zich bevindt.
- deviceName: stringtype; de naam van het transactie-apparaat op Surveillance Station.
- content: stringtype; de inhoud van de hele transactie.
- format: Stringtype; formaat van de inhoud, json geeft aan dat de inhoud het formaat JSON heeft; string geeft aan dat de inhoud uit louter tekst bestaat.
- timestamp: integertype; optioneel; het aantal seconden dat is verstreken sinds 00:00:00 Coordinated Universal Time (UTC), donderdag, 1 januari 1970 tot het tijdstip van de transactie.
- account: stringtype; optioneel; accountnaam.
- password: stringtype; optioneel; wachtwoord van de account.
- dsName: stringtype; optioneel; de naam van de CMS-opnameserver waarop het transactieapparaat zich bevindt.
- deviceName: stringtype; de naam van het transactie-apparaat op Surveillance Station.
- sessionId: stringtype; de ID van de transactiesessie.
- timeout: Integertype; transactietijdlimiet (seconden). Bij overschrijding van de transactietijdlimiet wordt de transactie automatisch beëindigd.
- timestamp: integertype; optioneel; het aantal seconden dat is verstreken sinds 00:00:00 Coordinated Universal Time (UTC), donderdag, 1 januari 1970 tot het tijdstip van het begin van de transactie.
- account: stringtype; optioneel; accountnaam.
- password: stringtype; optioneel; wachtwoord van de account.
- dsName: stringtype; optioneel; de naam van de CMS-opnameserver waarop het transactieapparaat zich bevindt.
- deviceName: stringtype; de naam van het transactie-apparaat op Surveillance Station.
- sessionId: stringtype; de ID van de transactiesessie.
- timestamp: integertype; optioneel; het aantal seconden dat is verstreken sinds 00:00:00 Coordinated Universal Time (UTC), donderdag, 1 januari 1970 tot het tijdstip van het einde van de transactie.
- account: stringtype; optioneel; accountnaam.
- password: stringtype; optioneel; wachtwoord van de account.
- dsName: stringtype; optioneel; de naam van de CMS-opnameserver waarop het transactieapparaat zich bevindt.
- deviceName: stringtype; de naam van het transactie-apparaat op Surveillance Station.
- sessionId: stringtype; de ID van de transactiesessie.
- timestamp: integertype; optioneel; het aantal seconden dat is verstreken sinds 00:00:00 Coordinated Universal Time (UTC), donderdag, 1 januari 1970 tot het tijdstip van de transactie.
- account: stringtype; optioneel; accountnaam.
- password: stringtype; optioneel; wachtwoord van de account.
- dsName: stringtype; optioneel; de naam van de CMS-opnameserver waarop het transactieapparaat zich bevindt.
- deviceName: stringtype; de naam van het transactie-apparaat op Surveillance Station.
- sessionId: stringtype; de ID van de transactiesessie.
- content: stringtype; inhoud van een transactie. Elk inkomend gegeven is een gescheiden regel waarbij \ n bij inkomende gegevens als regeleinde kan worden gebruikt.
- timestamp: integertype; optioneel; het aantal seconden dat is verstreken sinds 00:00:00 Coordinated Universal Time (UTC), donderdag, 1 januari 1970 tot het tijdstip van de transactie.
- account: stringtype; optioneel; accountnaam.
- password: stringtype; optioneel; wachtwoord van de account.
- Basisaanvraagformaat: http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="{method}"&version=2&deviceName="{device name}"&sessionId="{session id}"
Insert:
instrueert Surveillance Station om de opname van een transactie te starten. Bevat de volgende parameters:
Begin:
instrueert Surveillance Station om de opname van een transactie te starten. Bevat de volgende parameters:
Complete:
instrueert Surveillance Station om de transactie te beëindigen en dat de transactie is voltooid. Bevat de volgende parameters:
Cancel:
instrueert Surveillance Station om de transactie te beëindigen en dat de transactie is geannuleerd. Bevat de volgende parameters:
AppendData:
instrueert Surveillance Station om de inhoud van een transactie te registreren. Bevat de volgende parameters:
Voorbeelden van Web API-aanvragen:
- De transactie starten:
http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="Begin"&version=2&deviceName="POS01"&sessionId="1"&timeout=300
- De transactie registreren:
http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="AppendData"&version=2&deviceName="POS01"&sessionId="1"&content="Start\n2017/01/01"
- De transactie registreren:
http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="AppendData"&version=2&deviceName="POS01"&sessionId="1"&content="Pen $40\nBook $300"
- De transactie registreren:
http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="AppendData"&version=2&deviceName="POS01"&sessionId="1"&content="Total $340\nEnd"
- De transactie beëindigen:
http://{IP}:{Port}/webapi/entry.cgi?api=SYNO.SurveillanceStation.Transactions.Transaction&method="Complete"&version=2&deviceName="POS01"&sessionId="1"
Opmerking:
- u moet u aanmelden bij een sessie voor het versturen van Surveillance Station WebAPI-verzoeken of account en password opgeven als parameters. Raadpleeg het Web API-document voor gedetailleerde informatie over aanmeldingsmethoden.
- Als uw Synology NAS een CMS Host-server is, kunt u dsName opgegeven om een CMS-opnameserver aan te duiden waarop het transactieapparaat niet is aangesloten. Als dsName niet is opgegeven, zal de CMS Host-server worden gezocht voor CMS-opnameservers voor transactieapparaten die overeenkomen met de opgegeven naam. Als twee of meer CMS-opnameservers een verbinding hebben gemaakt met transactieapparaten die overeenstemmen met de opgegeven naam en dsName niet is opgegeven, zal de opdracht worden genegeerd.
- sessionId wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen verschillende transacties. Dezelfde deviceName en sessionId worden behandeld als een het dezelfde record. Wordt dezelfde parameter opnieuw verzonden, dan wordt de Begin-methode genegeerd tot de transactie is voltooid, geannuleerd of de transactietijdlimiet is verstreken. Hierna kan sessionId opnieuw worden gebruikt.
- Als na het starten van de transactie de tijdlimiet is verstreken voor ontvangst van de methodes Complete of Cancel wordt het transactierecord opgeslagen en als Incomplete gemarkeerd.