Een RAID -groep helpt RAID -storingen te voorkomen wanneer schijven aan een enkele RAID -array worden toegevoegd voor opslaguitbreiding. Met deze functie kunt u meerdere RAID -arrays in een opslagpool configureren om de opslagcapaciteit en gegevensbeveiliging van uw apparaat te balanceren.

RAID -groep

In een normale opslagpool, ongeacht het aantal schijven in een RAID -array, wordt de fouttolerantie vastgesteld volgens het RAID -type. Het toevoegen van meer schijven aan een enkele RAID -array voor opslaguitbreiding kan de kans op een RAID -storing vergroten.

Een RAID -groep gebruikt schijven om meerdere RAID -arrays te maken en combineert ze vervolgens als een opslagpool via Logical Volume Manager (LVM). Hierdoor neemt de fouttolerantie toe naargelang het aantal RAID -arrays in de opslagpool. De capaciteit kan worden verminderd, maar de fouttolerantie zal toenemen om de betrouwbaarheid te verbeteren.

Voorbeeld 1:

Een opslagpool met 24 schijven wordt gemaakt met RAID 5 (met 1-schijffouttolerantie). Hoewel de totale capaciteit gelijk is aan de capaciteit van de schijf vermenigvuldigd met 23, treedt een RAID -storing alleen op als er 2 schijven uitvallen.

Voorbeeld 2:

Een RAID -groep met 24 schijven wordt gemaakt met RAID 5 en het maximum aantal schijven per RAID is 6. Elke RAID -array heeft een fouttolerantie van 1 schijf, dus de RAID -groep heeft een maximum van 4 -schijffouttolerantie in totaal. De totale capaciteit is de capaciteit van de beschikbare schijven per array vermenigvuldigd met het aantal RAID -arrays. In dit geval kan de totale capaciteit als volgt worden berekend:

De capaciteit is lager dan bij een opslagpool met 24 schijven, maar de fouttolerantie is hoger. RAID -fout treedt alleen op als 2 schijven binnen dezelfde array defect raken.

Beperkingen

• Raadpleeg dit artikel voor toepasselijke modellen.
• Ondersteunde RAID -types: RAID 5, RAID 6, RAID F1.
• Maximaal aantal schijven per RAID:

DSM 7.0 en hoger

DSM 6.2 en lager